Elkaar vrijlaten, acceptatie en ouderwetse denkwijzen. Genderneutraal, een woord van deze tijd. Het woord komt “voort” uit personen met genderdysforie. Personen met genderdysforie (transgenders) voelen dat hun geboortegeslacht niet past bij het geslacht dat zij ervaren en (willen) uiten. Voor hen, maar ook voor vele anderen zou het prettig zijn wanneer bepaalde dingen niet strikt gescheiden zijn in jongens of meisjes. Denk hierbij bijvoorbeeld aan: kleding, wc bezoek in openbare ruimtes en denkbeelden.
Nu moet ik zeggen dat het kopje kleding gescheiden in jongens en meisjes het (online) winkelen vereenvoudigt. Al is het alleen al doordat ik niet 500 maar 250 zoekresultaten krijg. Je kan daardoor gerichter zoeken. Tegenwoordig is het al lang niet meer gek, wanneer je iets van het andere geslacht koopt. Toch beperkt de gedachtegang zich wel snel. Een meisje in een tuinbroek kan, een jongen in een jurk wordt nog steeds gek gevonden.
Gijs, opgegroeid met twee zussen, die dol zijn op jurken die zwieren, geeft af en toe aan ook wel zo’n mooie jurk te willen. Hij was dan ook in de gloria toen hij een glitterrok kreeg. Welke hij overigens thuis wel eens draagt, meestal tijdens het verkleden, maar buitenshuis (nog) niet. Hij is drie jaar, heeft twee zussen en vindt wat zij dragen gewoon prachtig. Er is bij hem voorzover ik nu kan beoordelen geen sprake van genderdysforie. Wel is er sprake van smaak en interesse in wat zijn zussen hebben. Want zo’n jurk draait zo mooi en hard. Waarom hij buitenshuis jongenskleding draagt? Om hem te beschermen tegen opmerkingen. Want die zijn er. Onnagedacht en onbedoeld of wellicht doelbewust stigmatiserend. Zo gebeurde het deze week, onbewust (ga ik vanuit) stigmatiserend.
Gijs wil zijn pop in buggy mee als we op pad gaan. Dat is gezellig en ik zie niet in waarom niet. Vol trots loopt hij met zijn pop. Wanneer hij heeft ontdekt dat de handvatten ook over zijn schouders kunnen, showt hij hoe de buggy ook op zijn rug kan bungelen. Schaterlachend loopt hij een stukje. Mensen kijken vertederend naar hem of negeren hem. Afhankelijk of ze in het algemeen oog hebben voor een kind van drie. We lopen verder, hij de buggy weer voor zich uit duwend.
Wanneer we bij de bakker in de rij staan zegt de winkelmedewerkster, een wat oudere dame, tegen de klant achter ons: ‘Ik pakte een krentenbol voor dat jonge…, meisje, ehh…’ leunt voorover, kijkt naar de pop en besluit:
‘Meisje, ja meisje!’
Waarop ik rustig antwoord: ‘Jongetje.’
Even is ze zichtbaar uit het veld geslagen. Ze buigt zich nogmaals over de toonbank en met opgetrokken wenkbrauwen vertelt ze mij dat hij een pop heeft. ‘Een jongetje met pop’, herhaalt ze. Haar wenkbrauwen nog altijd tegen haar haargrens opgetrokken.
‘Klopt’, zeg ik kalm, ‘een jongetje met een pop.’
Gijs kijkt naar mij en glimlacht na mijn laatste zin. Zijn trots straalt onverstoord uit zijn ogen.
Als we hebben afgerekend, zwaaien we gedag en lopen weg.
Dit keer ben ik degene die verbaasd is. En wel over de ouderwetse denkwijze van deze vrouw. Een jongetje met een pop vindt zij blijkbaar iets geks. Ondanks dat er al jaren vaders met kinderwagens lopen en iets als genderdysforie en genderneutraal zo vaak wordt besproken.
Zo jammer eigenlijk. Want acceptatie begint klein.
Laat een reactie achter