Daar zitten we. Aan de lunch. Als ze voor de tweede keer die dag klaagt. Of nou ja klaagt, ze deelt iets mee. Dat wat ze meedeelt zorgt ervoor dat ik op scherp sta.
Het zal toch niet! O alsjeblieft laat het niet zo zijn. Ik weet dat er maar één ding opzit. Uitzoeken of het is waar ik voor vrees. Op onderzoek uit. En wel zo snel mogelijk. Toch bel ik voor de zekerheid nog even een hulplijn.
‘Ze klaagt over kriebel aan haar billen. Ja, nee ik weet het. O houd op hoor, zo vies. Maar goed dat is de enige manier om erachter te komen, toch? Ja, daar was ik dus al bang voor. Goed. Bedankt!’
Mensen die mij kennen weten dat ik er niet van houd. Afschuwelijk. Ik houd zo niet van beestjes! Beestjes überhaupt. Laat staan in je lichaam. Ik gruwel al bij het opschrijven. Maar als het zo is, dan moet het wel verholpen worden.
Slim als ze is, heeft ze door waar ik het over heb. Wanneer ik de telefoon heb neergelegd kijkt ze mij aan en vraagt ietwat bezorgd: ‘Heb ik beestjes in mijn poep?’
‘Wie weet lieverd, maar dat is niet erg hoor.’ Probeer ik zo luchtig mogelijk te zeggen. JOKKEBROK!
We moeten “gewoon” even je poep bekijken.
Ze gruwelt al net zo van het idee als ik, want ze geeft een beetje druk en zegt: ‘Ik moet nu.’ Verbaasd kijk ik haar aan. Ik check of het echt zo is en gebied haar het nog even op te houden. Snel ren ik naar boven, pak de po van achteruit de kast, gris een pedaalemmerzak uit de la en sprint weer naar beneden. Zij staat te wachten en vindt het wel spannend. Zij doet braaf haar ding “tussen” de broodjes. Ik inspecteer het daarna grondig met een satéprikker en mijn neus dicht en haal, na het dichtknopen van de zak, opgelucht adem.
Ze heeft kriebel aan haar kont, maar geen beestjes!
‘Broodje meiden?’
Wel even blijven controleren, het is niet klaar met een keer. Of de jeuk moet ook weg zijn.De hulplijn.xxx