De fopspeen en ik zijn niet altijd even goede vrienden. We hebben zeg maar een haat liefde verhouding.
Ik weet nog goed wanneer het begon. Het begon met haat.
Het was 2008 en ik paste op het zoontje van een vriendin. Een heerlijk ventje met, daar kwam ik snel achter, één nadeel: zijn speen. Hij was eraan verknocht. En ik in het begin ook. Super zo’n ding. Het knulletje werd moe, begon een beetje te jammeren, hop flop, speen erin en stil! Top, dacht ik. Maar binnen twee minuten was die speen er net zo snel hop flop weer uit en na een kwartier had het hop flop zich zeven keer herhaald en was ik drie kilo lichter, omdat ik in sprint tempo zeven keer de trap op en neer was gerend.
Dus daar was de haat. Wat een stom ding, hij bleef niet zitten.
Voordat Eva werd geboren wist ik dus al: Zij krijgt géén speen. Echter kwamen de krampjes toen ze zes weken oud was en wat bleek, ze werd stil als ze op onze pink sabbelde. Toen deze gerimpeld was, hebben we toch de speen uit de kast gehaald en hebben de speen aangeboden. Slechts tijdens de krampjes. En na weer drie weken was daar haar eigen duim, dus geen sprint trips naar boven. Dag speen. Zonder pijn in ons hart verdween hij in de prullenbak.
Maar daar was Saar en ieder kind is verschillend en Saar heeft last van (verborgen) reflux, dus: ‘Hallo speen.’ Op sommige momenten kan ik hem wel kussen, even stilte tijdens de storm. Maar meestal niet, zeker niet wanneer ik er ’s nachts uit moet nadat ik hop flop hoor. Dan denk ik alleen maar hop flop het raam uit. Alleen dan zie ik ons schatje liggen, happend en snakkend naar die speen en dan beweegt mijn arm bijna automatisch naar haar mond en stop ik die speen hop flop toch in haar mond.
De fopspeen en ik, liefde zal het nooit worden, maar ik zet mijn haat aan de kant en kies toch voor een, hopelijk kortstondige, relatie.
Laat een reactie achter