Aarsmaden. In onze kinderen. We kunnen er tenminste om lachen. Huilen van het lachen. Huilen. We huilen erom. Maar de humor blijft.
1. Nu ben je tenminste niet meer alleen.
Wel zo gezellig.
2. Hij: Ik kan mijzelf ziek melden op het werk. Dan zeg ik dat ik aarsmaden heb, dat het zeer besmettelijk is. Wedden dat ik niet hoef te komen.
3. Het schijnt overal te zijn. O-ver-al! Op meubels, deurkrukken, dat soort zaken en… in de lucht.
Pas maar op, straks adem je het in, komen ze dadelijk je neus uit.
4. Ik heb een beetje kriebel, wil jij even krabben?
5. Moeten we school/het kdv inlichten?
In de ouder app. Doet het vast leuk.
6. Spelletje doen?
Komt met regenwormen aanzetten.
7. Rijst staat op het menu.
Je eten beweegt. Zegt manlief als ik mijn eerste hap weg kauw. Ik gooi het nog net niet naar zijn hoofd.
8. Kind laat harde wind.
Ja, blaas ze maar omver.
9. We ontdekken ze bij kind 2, die overenthousiast een vreugdedansje doet. Tuurlijk, doe de polonaise met je gevolg.
10. Hij, grappend, wanneer ik aan tafel kom:
– Did you washed your hands?
Ik, sarcastisch glimlachend:
– I just scratched my ass. En geef zijn bestek aan.
Laat een reactie achter