Onze week bestond voor een deel uit ziekenhuis in, ziekenhuis uit. Allemaal controles, allemaal goed. En een interessant terugkerend irritant punt, namelijk het samen runnen van een gezin inclusief het huishouden.
In ons geval en bij een heleboel anderen vast ook, werken wij allebei. Hij meer dan ik, dus logischerwijs doe en regel ik meer dan hij. Er zijn taken verdeeld. Vooral voor hem. Vindt hij fijn. De taakverdeling, dat die er is. De taken zelf, daar is hij minder enthousiast over.
En daar schuilt de irritatie, daar wrikt de schoen. Waar ik mijn “taken” als vanzelfsprekendheid zie en doe vanuit een intrinsieke motivatie, want hè ik ben inmiddels volwassen, ik zie het nut ervan in en ben bovendien huiseigenaar en moeder van drie. Redenen genoeg om mijn verantwoordelijkheid te pakken. Vind ik alle “taken” leuk om te doen? Welnee, elke dag de wc poetsen staat niet op mijn bucketlist zeg maar. Maar het staat wel op mijn to do-list. Dus doe ik het braaf en zonder te morren.
Ziet hij zijn taken niet als vanzelfsprekendheid en ziet hij ook het nut er niet van in. Bij hem ontbreekt de intrinsieke motivatie. Zijn letterlijke woorden. Heb ik niet bedacht. Hij doet de taken omdat het moet. Lees die zin nog eens. Hij doet de taken omdat het moet. Omdat het moet VAN MIJ. Hij ziet mij als één of andere opdrachtgever, waarvan hij taken heeft gekregen en die hij vóór mij moet uitvoeren.
Dat voelt al heel raar voor mij. Hoezo vóór mij!? Is hij niet ook volwassen, ziet hij niet ook het nut, is hij geen huiseigenaar en vader van drie? Hij is mijn werknemer niet, ik ben zijn opdrachtgever/baas/moeder niet! Ik raak al licht geïrriteerd, merk je het?
‘Ja’, zegt hij al schouderophalend, ‘voor mij zijn die dingen gewoon niet zo belangrijk.’
Voor mij ook niet, het hoort er bij. Het is iets dat gewoon moet gebeuren, omdat het erbij hoort. Wanneer je het afval in huis verzamelt en daar laat, loopt het uiteindelijk zelf naar buiten. Slecht voorbeeld, ik zie hem overwegen of dat werkelijk een optie is; het afval zelf naar buiten laten lopen.
Precies daar zit het volgende punt; hij vindt de taken onbelangrijk of in elk geval een stuk minder belangrijk dan ik. Je voelt het aankomen. Hij stelt bepaalde taken regelmatig uit en van uitstel komt, juist, afstel. Daar kom ik, zijn zogenaamde opdrachtgever weer in het verhaal. Eerst vraag ik hem liefjes of hij het nog gaat doen. Een paar dagen later vraag ik hem wanneer hij het gaat doen. Een week later vraag ik of er überhaupt een kans bestaat dat hij het gaat doen. En twee weken later doe ik het zelf of in het geval dat het zooi van hem is, stop ik het in het dichtbijzijnde kastje dat van hem is.
En nu komt het. Als hij verzuimt in het doen van zijn taken, dan verander ik van opdrachtgever in een ZW oftewel een zeikwijf. Vindt hij. Want zucht, steun, kreun: Wat zeur je nou? Loop toch niet zo te zeiken.
Haal dan het licht van licht geïrriteerd maar weg en wat je overhoudt is een:
Geïrriteerde, knalchagrijnige en ongewaardeerde vrouw van. Tenslotte doe ik de “taken” vanuit mijn verantwoordelijkheid, herinner hem herhaaldelijk lief aan zijn deel, doe ook zijn taken wanneer hij verzuimt en dan ben ik een zeikw…
Ik denk dat ik het op mijn CV erbij zet:
Opdrachtgever, volhouder, coach. En als je lang genoeg verzuimt, schuilt er ook een zeikwijf in mij. Je bent gewaarschuwd!
Lieve Ellen,
Zo herkenbaar….. meid wat schrijf je dat toch goed!!!
Je slaat de spijker op z’n kop. Een schale troost, het gebeurd volgens mij in elk gezin…..!
Dikke knuffel Marijke