Als baby kan en mag je ongestoord dingen doen die een ander niet in zijn hoofd zal halen. Sterker nog wanneer je het wel zal doen, zal je geen vrienden maken. Maar een baby daarentegen kan alles maken. Hij wordt zelfs nog aangemoedigd.
1. Poepen. Zoveel dat de luier “overstroomt” en zo dwars door jouw eigen kleding op zoek gaat naar, jawel mijn kleding.
Maar niet erg, want jeempie wat zijn die krampjes sneu!
2. Boeren. Zo hard dat het middenrif lijkt te breken.
Ook geen punt, een BOERtje kan je maar beter kwijt zijn.
3. Spugen. In het gezicht, over de kleding, van jezelf en van de ander. Jep in de meeste gevallen weer bij mij.
Schept een band hè!
4. Huilen. Jij huilt en wij staan aan je zij. Om je te knuffelen en troosten. Gezellig met zijn vieren. Waar we anders wel eens zeggen: ‘Houd op met dat gehuil!’ Drukken we jou enkel nog maar liefelijk tegen ons borst.
Jij huilt tenslotte bijna niet, dus altijd met een reden.
5. Plassen met een boog. Dat kleine ding kan enorme afstanden overbruggen weten we inmiddels.
Jouw verontwaardigde, onschuldige blik die verandert in een glimlach is zo schattig, dat wij die warme straal allang weer vergeten zijn!
Bijna bij alles zegt minimaal één van ons:
‘Ach mannetje toch: poep/boer/spuug/huil en plas maar fijn, jij kan het maar beter kwijt zijn!’
Laat een reactie achter