Je hebt van die dagen waarop alles strak gepland is. Waarop er niks moet gebeuren, anders loopt het in de soep. Zo’n dag dat je eigenlijk niet weet of je überhaupt aan plassen toe komt, laat staan iets eten.
Vandaag is zo’n dag.
Bij het opstaan ben ik mij ervan bewust dat de dag best vol zit. Toch beslis ik dat het goed is als ik een was of twee toevoeg aan de bomvolle dag. Helpt weer voor de komende dagen is het idee. Dus voor zeven uur draait de eerste was. Getimed om op te hangen rond half tien. Ambitieus plan, want waarschijnlijk ben ik dan nog niet thuis en om 10.00 uur begint een meeting.
Voordeel is wel op deze dag, dat ik ultra vroeg wakker ben geworden. Ik ben al bijna klaar wanneer ik de meisjes wakker maak. Gijs laat ik slapen, want hij is thuis aan het uitzieken. De ochtend verloopt soepel en vlot en het lijkt een mooi voorteken voor de dag. Nadat ik de meiden naar school heb gebracht, begin ik aan de tocht langs verschillende winkels. Naar de supermarkt, de aldi voor skibroeken, de slager en naar de intertoys, want Sinterklaas is bijna in het land en ik ben wel eens aan de late kant geweest met schoencadeaus zullen we maar zeggen. Nu niet. Met de bakfiets vol kom ik om kwart voor tien thuis. De cadeaus moffel ik weg. En terwijl ik het typ besef ik dat ik ze nog moet verplaatsen. Op de droger in de bijkeuken is niet echt een handige plek. Maar dat terzijde. Boodschappen opruimen, laptop aan, beker water erbij en ik ben op tijd.
Sh*t de was.
Na de meeting nog even iets voor werk. Doe ik op vrije dagen. Gijs vraagt mijn aandacht en ik beloof zo te komen. Zo is relatief en wanneer ik mijn zo verleng, duurt het te lang. In het echt en voor zijn gevoel dus ook. Dan uiteindelijk loopt hij terug naar de bank. Ik bel mijn moeder die al eerder gebeld had en ik niet kon opnemen en loop richting Gijs. Vanuit mijn ooghoek zie ik dat hij half op en naast de bank gaat zitten en eraf schuift. Gevolg: hij valt, AU, huilt en grijpt zijn hoofd vast. Ik kijk, zie allemaal bloed en voor ik hallo heb gezegd tegen mijn moeder, zeg ik:
Ik MOET ophangen mam.
Ik loop naar Gijs toe, druk mijn hand op zijn hand, op de wond, til hem op en loop met hem naar de keuken. Daar pak ik een donkerroze theedoek. Dan valt het bloed hem niet op. Zet hem op het aanrecht en bekijk de wond, terwijl ik hem tegelijkertijd troost. Gat, moet geplakt worden. Ik kijk op de klok, slechtste timing ooit, ik moet naar school om zijn zussen op te halen.
Schakelen. Mark werkt thuis, lang leve het thuiswerken. Met Gijs en de theedoek loop ik naar de gang en roep in het Engels, zodat Gijs niet weet dat hij een gat heeft, dat hij naar beneden moet komen, omdat Gijs een gat in zijn hoofd heeft en hij naar de dokter moet.
Mark vindt het maar lawaaiig, zit in een meeting en doet zijn deur dicht. Om door te dringen schreeuw ik dit keer de boodschap het trapgat in. Hij hoort het en komt z.s.m. naar beneden. Bloed is niet zijn ding, dus hij haalt de meiden. Snel deel ik de instructies: allebei uit spelen. De één direct uit school, autostoel mee, de ander gaat pas na de lunch.
Gijs en ik stappen in de auto. Hij is al aardig rustig en de tranen zijn verdwenen. Ik vertel hem dat hij een klein gat heeft en dat de huisarts het waarschijnlijk zal plakken.
Zo snel als het gebeurde, bijna even zo snel heeft de huisarts het geplakt en kunnen we door. De rest van de middag verloopt net zo onstuimig en hoewel de was regelmatig even oppopt in mijn gedachten, is er pas echt tijd voor in de vroege avond. Wanneer de kinderen onder de douche en naar bed moeten.
Goede timing, not.
Laat een reactie achter