Ik heb net ruim twee uur geslapen, wanneer jij mijn kamer binnen loopt. Heel zachtjes hoor ik jouw stem. Je fluistert zodat ik eraan kan wennen en rustig wakker kan worden. Ik open mijn ogen, zie jou en lach mijn grootste lach. Ik ben blij jou te zien! Ik krijg een schone luier, je kleedt mij aan en we gaan naar beneden. Tijd voor de fles. Samen in de hoek van de bank. Heerlijk!
Ik kijk naar jou. Zie de vorm van je gezicht, je sproetjes, je mond, je haar. Mooi, zo vast. Slim ook, zo kan ik het niet vastpakken. Af en toe laat ik de speen even los om naar jou te glimlachen.
Jij ziet het niet.
Ik kijk even rond en dan weer naar jou. Je oor, je hand, die pak ik even vast, je kleren. Staat goed die kleur. Moet je vaker dragen. Ik glimlach nog eens.
Jij ziet het niet.
‘Hé, joehoe, de fles zit in mijn oor!’ Ik begin wat te “kletsen”. Dan draait jouw hoofd. Je kijkt naar mij!
Ik lach mijn liefste glimlach. Jij lacht terug. Wat zijn jouw ogen prachtig, intens blauw. Je kijkt ook naar mij. Vind jij mijn ogen ook zo mooi? Zullen we nu even naar elkaar kijken? Het moment is voorbij. Je hebt jouw hoofd alweer afgedraaid.
Jij ziet het niet, de vraag in mijn ogen.
Verwaarlozing anno 2017: De telefoon. Even snel checken wordt al snel even antwoorden, even kijken, nog even verder kijken, even mail lezen, even beantwoorden en zo wordt even heel lang, te lang. Dus als ik even niet reageer, dan ben ik even heel lang bezig in het hier en nu. Dan verdrink in de ogen van mijn baby en beantwoord ik de vragen van mijn peuter en kleuter mét oogcontact. Uitgestelde aandacht. Niet voor mijn directe omgeving en geliefden, maar voor mijn telefoon.
Laat een reactie achter